zondag 12 januari 2014

woordschatschrift en verwerkingsopdracht periode 1


Woordenschatschrift

Bronnen:At5,leesboek,opsporing verzocht ,en school boeken:economie,scheikunde :de moeilijke woorden.

Woord 

Betekenis

Zin
1.
Aannemer
Iemand die als beroep bouw opdrachten uitvoert.
Jan is een erg goede aannemer hij gaat binnenkort mijn keuken vernieuwen.
2.
Evacuatie
Ontruimen, verlaten van een gebied
Vanwege een grote brand moesten wij  het gebouw evacueren.
3.
inventaris
Alle spullen in een gebouw,of een lijst daarvan.
Pak jij even de inventaris,zodat ik kan zien of we nog wel ruimte hebben voor meer spullen.
4.
steiger
Houten aanleg plaats voor boten,kan je over lopen.
Zet jij de boot even stil aan de steiger.
5.
Welzijnsbeleid
 
 
Beleid om een betere omgeving te hebben.
Volgens het welzijnsbeleid mag je hier niet roken.
6.
leverancier
Iemand die als beroep goederen levert aan winkels en bedrijven.
Zonder deze goede leverancier was ons bedrijf allang al failliet.
7.
oxiderend
Stof die bij contact met zuurstof in brand vliegt.
Deze stof is zeer oxiderend,hij kan extreme  brand veroorzaken.
8.
Inheems
 
Van het eigen land
De producten in dat winkeltje zijn allemaal inheems.
9.
fiasco
Grote mislukking.
Helaas was Laura haar optreden een grote fiasco.
10.
barbaar
Iemand die minacht of vernielt wat jij waardevol vindt.
De barbaren vernielden de museumschatten.

 

 

11.
Benepen
 
Met zeer beperkte meningen en veel morele afkeuring.
Waarom denk jij toch altijd zo benepen?
12.
meedogenloos
Zonder rekening te houden met verdriet van anderen.
Jij denkt alleen aan jezelf je bent erg meedogenloos.
13.
gecompliceerd
Ingewikkeld.
Die vragen op de toets waren erg gecompliceerd.
14.
benijden
Graag iets willen wat een ander heeft;jaloers zijn op.
Waarom benijd je haar?,jij gunt ook niemand wat!
15.
Branche
 
 
Alle bedrijven in een zelfde vakgebied samen.
Dat bedrijf bestaat uit een enorme branche.
16.
Directe ruil
Als goederen tegen goederen worden geruild.
Vroegen was er sprake van directe ruil,je ruilde bijv. vis tegen een kip.
17.
Indirecte ruil
Als geld als ruilmiddel word gebruikt.
Nu is er sprake van indirecte ruil je betaalt bij de kassa met geld.
18.
Giraal geld
Geld dat op je bankrekening staat.
Op haar bankrekening heeft zij weinig giraal geld.
19.
Chartaal geld
Geld dat bestaat uit munten en bankbiljetten.
Aan de kassa betaal je met chartaal geld.
20.
Krediet saldo
Als je geld op je bank rekening hebt(positief).
Zij heeft 600 euro aan krediet saldo op haar rekening.
21.
Debet saldo
Als je rood staat op je rekening.(in de min)
Zij heeft 600 euro aan debet saldo op haar rekening.
22.
Mutaties
Af en bijschrijvingen op je bank afschrift.
Laura haar mutaties op haar bankafschrift klopten voor geen meter.
23.
Schaarste
Situatie waarin er een tekort is aan iets.
In de woestijn is er een schaarste aan water.
24.
welzijn
Mate waarin jij je gelukkig voelt.
Zonder welvaart heb je toch welzijn.
 
 
 
25.
Secundaire goederen
Goederen die niet echt belangrijk zijn.
Een computer behoort tot de secundaire goederen.
26.
Primaire goederen
 
Goederen die wel nodig zijn.
Voedsel en water zijn voorbeelden van primaire goederen.
27.
Stoffelijke goederen
Goederen die je kunt aanraken.(producten)
Brood kan je aanraken en behoort dus tot de stoffelijke goederen.
28.
Onstoffelijke goederen
Goederen die je niet kunt aanraken.(diensten)
De diensten van een politie agent is een voorbeeld van een onstoffelijke goed.
29.
Consumptie
Het kopen van producten om je eigen behoeften te voorzien.
Als je producten koopt in de winkel doe je aan consumptie.
30.
krakers
Personen die zich tot een gebied vestigen zonder  daartoe zijn te gerechtigd.
Krakers hebben alle woningen in de ze straat overgenomen.
31.
alternatieven
Iets anders wat je ook kunt doen.
Als dat mij niet lukt ga ik kijken naar alle andere alternatieven.
32.
Evident
 
Zeer duidelijk.
De juf haar uitleg over de evolutie theorie was zeer evident.
33.
bejegenen
Op een bepaalde manier met iemand omgaan.
Hij werd vriendelijk bejegend.
34.
autonomie
Zelfstandigheid.
Dit is een montessori school alles draait om de autonomie.
35
Chemische reactie
Als uit bepaalde stoffen nieuwe stoffen ontstaan.
Nadat Laura de gele poeder in het reageerbuis deed trad er een chemische reactie op.
36.
Zuivere stof
Als iets uit 1 stof bestaat.
Bij zuiver water spreken we van een zuivere stof.
37.
Suspensie
Troebele vloeistof waarin deeltjes van een vaste stof in zweven.
Chocomelk is een voorbeeld van een suspensie.
38
emulsie
Ondoorzichtige troebele vloeistof waarin druppels van een vloeistof in zweven.
Pindakaas is een voorbeeld van een emulsie.
39
emulgator
Voeg je aan een emulsie toe zodat het niet ontmengt.
Bij de pindaaas is emulgator toegevoegd zo ontmengt de emulsie niet.
40.
extraheren
Scheidingmethode waarbij gebruik word gemaakt van de oplosbaarheid van stoffen.
Theezakje in heet water doen is een voorbeeld van extraheren.
41
oplosmiddel
Middel of stof waarin iets kan oplossen.
Water is een voorbeeld van een oplos middel,waarin suiker kan oplossen.

42
Homogene mengsel
Mengsel dat  op het eerste gezicht uit een stof bestaat.
Een munt van 50 cent is een voorbeeld van een homogene mengsel.
43
klimaatdiagram
Brengt de temperatuur en neerslag van een klimaat in beeld.
Zoek jij even de klimaat diagram op de kaart van Afrika?
44verwering
Is het uiteenvallen van gesteente onder invloed van weer en plantengroei.
Bij veel bergen zie je dat er verwering ontstaat.
45
allochtoon
Iemand van wie beide ouders in het buitenland zijn geboren.
Nadia is een allochtoon.
46
autochtoon
Iemand van wie de ouders zijn geboren in de land waarin jij leeft.
Zij is een autochtoon haar ouders zij beide hier geboren.
47
Immigratie
Is het binnen kommen van een land.
De nieuwe buren zijn geïmmigreerd.
48
Emigratie
Is het verlaten van een land.
De nieuwe buren zij geëmigreerd.
49
pullfactoren
Redenen die een gebied aantrekkelijk maken.
Een voorbeeld van een pullfactor is het  werk.
50
Puschfactoren
Redenen om ergens weg te gaan.
Een voorbeeld van een pushfactor is te weinig werk.
51
mechanisatie
Het vervangen van mensen door machines.
In de industriële samenleven was er veel mechanisatie.
52
Totalitaire staat
Staat waarin er een leider is.
Stalin wilde vroeger liever een totalitaire staat maken van Rusland.

 

53
stuwingsregen
Regen dat ontstaat door stijgende lucht tegen een gebergte
Stuwingsregen kan alleen bij gebergtes.
54
Loefzijde
Windkant van een gebergte.
Loefzijde is de kant van de gebergete waar tegen lucht stijgt.
55
Ruimtelijke segregatie
Het apart wonen van bevolkingsgroepen  met bepaalde kenmerken.
In Amerika is er sprake van ruimtelijke segregatie een voorbeeld zijn de ‘’getto buurten ‘’.
56
eeuwige sneeuw
Gebied waar altijd sneeuw blijft liggen.
Vaak zie je op bergtoppen eeuwig sneeuw.
57
Multiculturele samenleving
Een samenleving van veel culturen door elkaar.
Nederland is een voorbeeld van een multiculturele samenleving.
58
Etnische wijk
 
Woonwijk waar mensen van een bepaalde groep wonen.
En voorbeeld van een arme etnische wijk is een getto.
59
metropool
 
wereldstad
Amsterdam is een voorbeeld van een metropool.
60
mutaties
Als er een plotselinge verandering optreed van het genotype.
Bij Laura was er sprake van een mutatie in haar cel hierbij veranderde haar erfelijke eigenschappen.

 

 

 Verwerkingsopdracht

Er was eens een meisje genaamd Laura ze woonde in een etnische wijk. Daar voor was zij geëmigreerd naar een andere land genaamd:suikerland. Maar zij wou toch maar liever naar chocoladeland,dus ging zij daar ook naartoe. Zij had een aantal pullfactoren om weg te gaan ten eerste woonde zij aan een grote berg aan de loefzijde daar ontstond altijd stuwingsregen dus smolt de suiker waarvan haar huis gemaakt was in suikerland,ze had ook een aantal puschfactoren om juist wel naar chocoladeland te gaan,chocolade was haar lievelings zoetigheid. En ook had zij veel geld op haar bank zij had een positief saldo op haar bank rekening staan,daarvoor had zij een debet saldo dat kwam doordat zij veel uit had gegeven aan mechanisatie in haar suikerbedrijf. In haar bedrijf maakte zij zowel  homogene mengsels en heterogene mengsels. Een voorbeeld van een homogene mengsel was suikerwater. Maar nu woont ze inmiddels in chocoladeland. Laura woonde voor grote bergen met eeuwige sneeuw op de toppen die bestonden uit chocolade. Maar er waren ook bergtoppen die uit pindakaas bestonden dit was een emulsie dus Laura moet elke dag emulgator over de bergen gooien dat kan zij heel makkelijk want zij kan ook toveren. Maar op een dag stond zij op en zag ze dat er verwering bij de bergen ontstaat. Dat vond zij heel erg want die grote berg zorgde dat zij aan primaire goederen kwam zoals chocolade als zij dat 1 dag  niet at ging zij dood. Maar er was een bepaald fee in chocoladeland die de verwering kon tegengaan dus zij moest vriendelijk bejegenen met haar. Dat was een van de alternatieven die Laura had. De fee zij haar alleen te kunnen helpen met een bepaalde oplosmiddel,daarin was de fee zeer evident. De oplosmiddel was cacao. Laura kon dit stoffelijke goed halen in de majapapa boom. De fee legde aan haar uit hoe zij de boom kon vinden,maar de informatie die zij gaf was erg gecompliceerd Laura begreep het niet . Maar de fee was erg meedogenloos en zij dat ze moet gaan of anders zal zij haar niet helpen. Dus liep zij helemaal alleen maar dat was zij wel gewend, want zij had geleerd over autonomie,zij zat tenslotte op suikerschool vroeger waarzij hadden geleerd om zelfstandig te zijn.

 

Word vervolgd……..(Ooit J) 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten