zondag 12 januari 2014

10 vragen voor leestoets bij tekst 2

1.Wat is de standpunt van de schrijver?

-Taal is erg bellangrijk voor spelling en word ook beinvloed door spelling

2.Is het argument van de schrijver dat luid;spelling speelt mee in de gesproken taal een feitelijk of een niet feitelijk argument?

-Het is een feitelijk argument want je kunt het controleren;tenslotte is er een onderzoek over gedaan.

3.Heeft de schrijver bij deze tekst gebruik gemaakt van een enkelvoudige argumentatie of een meervoudige argumentatie?

-De schrijver heeft gebruik gemaakt van een meervoudige argumentatie want;de schrijver onderbouwt zijn standpunt met meerdere argumenten.

4.Welk signaalwoord voor een argument zie je in de 3e alinea sttaan?

-Je ziet het signaalwoord:daarom en dat woord wijst naar een argumentatie.

5.Wat is het onderwerp van de tekst?

-De onderwerp van de tekst is speling.

6.Wat is de hoofgedachte van de tekst?

- Spelling is noodzakelijk voor taal en voor het begrijpen van teksten.

7.Wat is de aanleiding van de schrijver om dit stuk te schrijven?

-De schrijver wil ''erachter'' komen of spelling hetzelfde is als taal.Dit zie je bijv.aan alinea 1.daarin vind je de aanleiding ook zie ik het aan signaalwoorden.

8.Welk constatering vind je in de 5e alinea; De stelling.........lezen.

-De constatering dat je spellingsystemen bij het onderzoek niet links kunt laten liggen.

9.Welke opvatting kom je tegen in de 4e alinea;De...........overbodig.

-De opvatting van De Saussure dat klanken en letters niet gelijk zijn.

10.Op welk stelling geeft de schrijver een tegenwerping in de 11e alinea;Met..........noemen.

-De schrijver geeft een tegenwerping op de stelling;'spelling is gen taal'.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten