zondag 12 januari 2014

woodenschatschrift en verwerkingsopdracht periode 2


Woord
Betekenis
Zin
1.Geverifieerd
Juistheid controleren
De wachtwoorden worden geverifieerd.
2.Faillissement
Toestand dat je je schulden niet meer kunt betalen.
De buren verkeren in een faillissement.
3.Xenofobie
Haat of angst voor buitenlanders.
Geert Wilders lijd aan een xenofobie.
4.Confabuleren
Dingen vertellen die niet juist zijn.
Jij confabuleert altijd.
5.Epiberen
Suggeren of men iets belangrijks doet.
Hij epibeert altijd als de juf in de buurt is.
6.Demagogisch
Tot de massa gericht.
De speech van de burgemeester was demagogisch.
7.Neogolisme
Het vormen van niet bestaande woorden.
Erika doet veel aan neogolisme.
8.Dactyloscopie
Opsporing en identificatiemiddel aan de hand van vingerafdrukken.
De politie doet veel aan dactyloscopie bij een onderzoek.
9.Insubordinatie
Verzet tegen het gezag
De militairen hebben het recht op insubordinatie.
10.Ridicuul
Belachelijk
 Dat is ridicuul van jou.
11.Biotische factoren
Invloeden afkomstig van het levende natuur.
Roofdieren zijn een voorbeeld van biotische factoren.
12.Abiotische factoren
              
Invloeden afkomstig van levenloze natuur.
Licht en regen zijn voorbeelden van biotische factoren
13.individu
Een organismen
Een voorbeeld van een individu is een olifant.
14.Ecologie
Bestuderen van relaties tussen organismen en hun milieu
Je kan bij ecologie relaties tussen organismen en het milieu bestuderen.
15.Populatie
Groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die zich onderling voortplanten.
Je kan invloed van hoeveelheid regen op een populatie onderzoeken.
16.Biotoop
Alle biotische factoren samen
De biotoop vormt samen met de levensgemeenschap een eenheid.
17.Ecosysteem
Een gebied waar biotische en abiotische factoren een eenheid vormen
Een voorbeeld van een ecosysteem is een bos.
18.Planteneters
Dieren die planten eten.
Een voorbeeld van en planteneter is een konijn.
19.Vleeseter
Dieren die vlees eten.
Een voorbeeld van een  vleeseter is een wezel,
20.Producenten
Planten
Producenten leveren het voedsel voor alle andere organismen.
21.Consumenten
Dieren
Dieren consumeren stoffen die door planteneters zijn gemaakt.
22.Voedselketen
Is een reeks soorten,waarbij elk soort als voedselbron dient voor de volgende soort.
Wij mensen zitten aan het eind van een voedselketen.
23.Alleseters
Dieren die zwel planten als dieren eten
Wij mensen zijn allesteters.
24.Voedselweb
Is het geheel van voedselrelaties in een ecosysteem
Een voedsel web kun je ok gebruiken bij ecologie.
25.Reducenten
Bacteriƫn en schimmels
Reducenten braken de resten af die de afvaleters achterlaten.
26.Afvaleters
Dieren die dode resten eten van planten en dieren.
Een voorbeeld van een afvaleter is een pissebed.
27.Condensatie.
Als waterdamp verandert in waterdruppels
Door condensatie in de wolken ontstaat regen.
28.Ongroening
Afname van aantal mensen jonger dan 19 jaar.
In Nederland is er sprake van ontgroening.
29.Vergrijzing
Toename van aantal mensen ouder dan 65 jaar.
In Nederland s er sprake van vergrijzing.
30.Levensverwachting
Gemiddeld te verwachte levensjaren op een bepaalde leeftijd.
De levensverwachting is in de jaren gestegen door bijv.medicijnen.
31.Demografische krimp
Afname van de bevolking
In Zuid-limburg is er later een sprake van een demografische krimp
32.Geboorteoverschot
Als er meermensen geboren worden dan  dat er sterven.
In Nederland is er en geboorteoverschot.
33.Sterfteoverschot
Als er meer mensen sterven dan dat er geboren worden.
In ontwikkelingslanden is er meestal sprake van een sterfteoverschot.
34.Migratie
Verhuizen van het ene woongebied naar het andere.
Veel mensen migreren naar de stad.
35.Migratiesaldo
Verschil tussen aantal mensen die zich in een gebied vestigt,en het aantal mensen dat vertrekt.
Het migratiesaldo kan positief en negatief zijn.
36.Groene druk
Verhouding van de mensen van o-19 jaar op het aantal van 20 tot 65 jarigen.
De Groen druk groeit niet meer zo snel in Nederland.
37.Grijze druk
Verhouding van het aantal mensen ouder dan 65 jaar op het aantal van 20 tot 65 jarigen.
De grijze druk is in Nederland erg groot.
38.Natuurlijke bevolkingsgroei
Is de geboorte en sterfte samen.
De natuurlijke bevolkingsgroei is in Nederland gemiddeld.
39.Vestigingsoverschot
Als er meer mensen zich in een gebied vestigen dan dat er vertrekken.
Een vestigingsoverschot is een voorbeeld van een positief migratie saldo.
40.Vertreksoverschot
Als er meer mensen uit een gebied vertrekken dan dat er  zich vestigen.
Een vertrekoverschot is een voorbeeld van een negatief migratie saldo.
41.Demografische transitiemodel
Lat zien hoe de samenleving met hoge geboorte en sterfte cijfers in 4 fasen overgaat naar een  samenleving met lage geboorte en sterfte cijfers.
Bij een demografische transitie model vind er een bevolkingsexplosie plaats vanaf fase 2.
42.Bevolkingsexplosie
Als de bevolking snel groeit door snel dalende sterftecijfers en hoog blijvende geboortecijfers.
Vanaf fase 2 in een demografisch transitie model is er sprake van een bevolkingsexplosie.
43.Biomassa
Is het totale gewicht van energierijke stoffen in een organismen.
Bomen hebben een grotere biomassa dan kleine plantjes.
45.Woningdichtheid
Gemiddeld aantal woningen per vierkante kilometer.
De woningdichtheid is een beroemde steden veel groter.
46.Renovatie
Is het opknappen van oude woningen.
Dat gebouw daar word gerenoveerd.
47.Woningbezetting
Het aantal mensen per woning.
Tijdens de 2e wereldoorlog was er een hoge woningbezetting.
48.Sloop en nieuwbouw
Dan gaat een woonwijk tegen de vlakte en worden er daarna nieuwe huizen gebouwd.
Bij het slopen van huizen en dan weer opbouwen is er spraken van sloop en nieuwbouw.
49.Stadsvernieuwing
In een stad oude woonwijken verbeteren.
In een stad in Duitsland is er aan een stadsvernieuwing gedaan.
50.Epoque 
Tijdvak
De Gouden eeuw word ook wel : Le belle epoque genoemd.
51.fantoom
Spook
Erica ziet vaak fantomen in het donker.
52.Rebauw
Ruw persoon
Zij is een rabauw,ze doet altijd onaardig.
53.croesus
Een zeer rijk persoon
Hij is een echt heel  croesus
54.fiducie
vertrouwen
Ik heb daar geen fiducie in.
55.macaber
Griezelig
Dit is een erg macaber spookhuis.
56.Rassuseren               
Gerust stellen
Zij probeert haar te rassuseren
57.Reciproceren
Antwoorden
Ik moet op die vraag kunnen reciproceren.
58.gedecideerd
vastbesloten
Ik ben gedecideerd om dat te doen.
59.Renuciatie
Afstand
De renunciatie van huis naar school is erg groot.
60.schavuit
Boef,dief
Hij is een echte schavuit.
61.sjikker
Dronken
Hij komt alweer sjikker naar zijn afspraak.
62.savoureren
Genieten van
Je moet daar  savoureren van de uitzicht.
63.solemneel
 
plechtig
Je moet de eed solemneel afleggen.
64.galsterig
ranzig
Dat is echt galsterig.
65.racapituleren
Herhalend samenvatten
Dat moet je recapituleren mocht je het willen onthouden.
66.refectorium
eetzaal
Dat is een erg groot refectorium.
67.schrander
verstandig
Je besluit is heel schrander
68.verhippen
Naar de maan lopen
Je kan zo toch niet verhippen
69. frugaal
Sober
De kamer heeft een frugaal uitzicht
70.reticule
Zakvormig damestas
Ik vind een reticule als tas erg mooi.


Gedicht:

 
Een mooi epoque in een ecosysteem .

Geen huis is er galsterig.

Prachtige bomen die behoren tot de abiotiche factoren.

Met prachtige dieren die behoren tot de biotische factoren.

Maar helaas zijn die dieren niet altijd te horen.

Je kunt er wel heerlijk savoureren  van de biotoop.

Je kunt er zelfs heen met de boot.

Thuis is er een prachtig refectorium.

Je moet wel oppassen voor een schavuit.

Anders gaat hij weg met een grote buit.

Dat idee is maar macaber.